Thermal transfer printen is een methode waarbij warmte wordt gebruikt om inkt van een lint op het substraat over te brengen. Bijvoorbeeld voor het printen van barcodes. De warmte komt van een geavanceerde printkop die de afdruk vormgeeft. Er worden twee verschillende soorten thermotransferprinters gebruikt: Flat-head en Near-edge, ook wel Corner-edge genoemd.
Flat-head printers
Flat-head printers hebben een traditionele, horizontaal geplaatste printkop. Het lint blijft enige afstand in contact met het label tijdens het passeren van de printkop, voordat het na het peel-point wordt gescheiden. Dit zorgt voor een betere hechting van het beeld op de ondergrond. Deze modellen drukken over het algemeen af met snelheden tussen 2-10 IPS.
Near-edge printers
Near-edge printers met hun zwevende printkoppen staan onder een hoek, zodat ze meer dan twee keer zo snel kunnen werken. Snelheden van meer dan 10 IPS zijn de norm. Met bepaalde lint-printercombinaties kunnen echter zelfs tot 34 IPS worden bereikt. Linten voor Near-Edge-printers blijven slechts een moment in contact met de labels voorafgaand aan het peel-point. De zwevende printkop van een Near-edge printer betekent dat er geen aanpassingen hoeven te worden gemaakt voor verschillende mediadiktes, b.v. afdrukken op voedselpakketten.
Wat is het verschil?
Elk van de printertypen heeft zijn eigen linten nodig. Near-edge thermische transferlinten zijn ontworpen om de inkt veel sneller vrij te geven, wat nodig is voor hogere afdruksnelheden. De linten worden ook vaak gemaakt met een dunnere PET-folie, waardoor meer lintcapaciteit ontstaat en de omsteltijd wordt verkort. Een ander voordeel is dat het minder plastic afval oplevert.
DNP biedt een breed portfolio van zowel Flat-head als Near-edge linten. Deze vindt u op de productpagina’s van onze website.
Als u hulp of advies nodig heeft bij het kiezen van het juiste lint voor uw Flat-head of Near-edge lint, zijn wij er om u te helpen!